Kunnen infecties leiden tot blijvende veranderingen in het immuun- of metabolische systeem wat weer kan leiden tot symptomen, of is de pathogeen nog steeds aanwezig? In deze #OMFScience Wednesday bespreekt de OMF onlangs gefinancierd onderzoek dat over deze centrale vraag bij ME/CVS gaat
Leiden infecties tot blijvende veranderingen in het immuun- of metabolische systeem die kunnen leiden tot symptomen, is de pathogeen nog steeds aanwezig, of kan het beide zijn? De OMF heeft recentelijk onderzoek gefinancierd dat zich met deze centrale vraag in de pathologie van ME/CVS bezig houdt.
Een aantal virussen kopiëren zichzelf door het gebruik van RNA, terwijl andere virussen zichzelf juist kopiëren door het gebruik van DNA. Meerdere pathogenen die met het begin van ME/CVS zijn geassocieerd zijn DNA-virussen, waaronder herpesvirussen (HHV6, HHV7, EBV), het cytomegalovirus, het parvovirus B19 en het adenovirus. Terwijl er aanzienlijk bewijs is dat deze virussen een trigger kunnen zijn van ME/CVS, zijn studies nog niet voldoende eenduidig of de pathogenen na het begin van de ziekte aanwezig blijven.
Het Stanford Genome Technology Centre onder leiding van Dr. Ron Davis werkt samen met Dr. Eric Delwart van het Blood Systems Research Institute bij het onderzoeken van bloed van patiënten op micro-organismen.
Door het vergelijken van de DNA-sequenties van de micro-organismen die zij hebben gevonden in het DNA van alle bekende micro-organismen, konden onderzoekers uitmaken of patiënten verhoogde niveaus van bekende microben hebben. Wetenschappers kunnen zelfs organismen identificeren die nog nooit iemand eerder heeft bestudeerd, door dicht bij elkaar liggende DNA en micro-organismen te scannen op gedeeltelijke overeenkomsten waarbij ze nauw aan elkaar verwant DNA vonden. Maar zij hebben geen ongebruikelijke micro-organismen gevonden of bewijs van een aanzienlijk verschil in populaties micro-organismen tussen patiënten en gezonde controles.
Vervolgens keken de onderzoekers naar celvrij DNA. Celvrij DNA is genetisch materiaal dat eerst bij de eigen cellen van een patiënt behoorde, of DNA dat eerst bij een bacterie, schimmel of virus hoorde. Wanneer pathogenen dood gaan en afbreken in het lichaam van de patiënt, komen fragmenten van het DNA vrij in de bloedstroom om ze te verwijderen. Een aantal pathogenen zijn lastig te vinden als de infectie vooral geconcentreerd is in een specifiek orgaan of weefsel, maar door alleen af te gaan op fragmenten en niet op hele en gezonde pathogenen, kan celvrije DNA-analyse een infectie identificeren die waar dan ook in het lichaam groeit. Toen de onderzoekers keken naar DNA-virussen, was er geen verschil in totale niveaus DNA-virussen tussen patiënten en controles.
De studie van celvij RNA om te zoeken naar RNA-virussen zoals enterovirussen, waar vooral John Chia zich op toelegt in samenhang met het begin van ME/CVS, is lastiger omdat celvrij RNA minder stabiel is. Het Stanford Genome Technology Center is op dit moment bezig met het ontwikkelen van technologie die het mogelijk maakt om te zoeken naar RNA-virussen bij ME/CVS patiënten.
Mocht de analyse van micro-organismen een bepaald patroon van doorsnee pathogenen onthullen, dan kan dat mogelijk gebruikt worden als deel van een diagnostisch algoritme. Als een aanhoudende infectie veroorzaker is van of bijdraagt aan ME/CVS symptomen bij een subgroep patiënten, dan kunnen die mogelijk met specifieke therapieën worden behandeld.
Lees onze vorig bericht over virussen bij ME/CVS hier
De OMF bedankt het team Dutch US voor de vertaling